Niet dat ik hem heel goed ken. De man die me ’s ochtend in de spiegel aankijkt. Hij lijkt me een beetje het wijsneuzigere type. Als ik niet beter zou weten zou ik zweren dat hij op mij lijkt. Waar het de kleur van zijn haar betreft, de vorm van de neus en de ietwat bijdehante blik in zijn ogen. "Als jij nu ook eens je handen uit de mouwen steekt en mijn boterhammen smeert", bijt ik hem toe. Ik ben al te laat en enige hulp in het afwerken van de ochtendrituelen is welkom. Zijn blik wijkt niet en blijft me onverstoorbaar vanuit de spiegel aanstaren. Dan zet hij zijn handen op de rand en komt met zijn hoofd naar voren. Langzaam, de spiegel uit, om enige ogenblikken later in volle lengte voor me te staan. Zijn voeten schuiven over het koude marmoleum langzaam mijn kant op. "Dat heeft hij toch op zijn fatsoen getrokken", denk ik. "Die komt mijn boterhammen smeren".
Van de man in de spiegel weet ik inmiddels iets meer. Hij probeert er wat te maken. Van het leven. Zoals de meesten van ons. Uit de spiegel komen doet hij slechts bij hoge uitzondering want vaak geeft het zo'n gedoe. Mensen reageren er niet altijd goed op. Ze hebben het niet zo op hem en hij niet op hen. Veel liever blijft hij thuis, in de verhalen van Gogol.
Van de man in de spiegel weet ik inmiddels iets meer. Hij probeert er wat te maken. Van het leven. Zoals de meesten van ons. Uit de spiegel komen doet hij slechts bij hoge uitzondering want vaak geeft het zo'n gedoe. Mensen reageren er niet altijd goed op. Ze hebben het niet zo op hem en hij niet op hen. Veel liever blijft hij thuis, in de verhalen van Gogol.